1969
Geboren in Münster (Westfahlen) in Duitsland.
Wat ik me herinner van de eerste levensjaren is de immens grote en wilde tuin van mijn grootvader. Zwarte handen en zwarte knieën. Hij was altijd bezig om deze tuin op zijn eigen manier te beheren. Rozen naast de bessen – fruitbomen veredelen – snoeren spannen. Er waren kikkers tussen de aardbeien en mijn moeder gilde als ze een bakje ging plukken. Mijn ouders en mijn grootouders woonden in een twee-onder-één-kap-huis. Bij de ingang van de tuin was een stukje grasveld en daar stond mijn schommel. Ik schommelde en keek naar wat mijn opa deed en naar de wolken. In de keuken stond een grote tafel. En er was een hoek waar ik mijn rommeltjes bewaarde. Bakjes met stiften en kwasten en dingetjes, Pixie-boekjes, poppetjes, figuurtjes. Ik schilderde pratend op een manier alsof ik met iets erg belangrijks bezig was…aan de grote keukentafel. Af en toe ging mijn oma me voorlezen. Later werd ze vervangen door een platenspeler en een hoop ‘Europa’- sprookjesplaten.
1977
Mijn grootvader stierf, de tuin werd vernield, mijn ouders plaatsten er een “Fertighaus” en mijn oma kreeg de grootste kinderkamer en werd daardoor een soort zus van me. Ik moest naar school. (De kleuterschool werd me bespaard doordat mijn opa mij na de eerste dag ophaalde met de woorden: “Het kind heeft thuis alles wat ie nodig heeft.” Later dacht ik vaak aan hoeveel gelijk hij daarmee had!)
1979
HAVO Mijn wereld werd een hele andere, het was mijn wereld niet meer – ik had niets in de gaten. Ik kreeg huisdieren en ging “Malen nach Zahlen”.
1985
Opleiding tot kapster. Een vermoeden in mij werd sterker dat ik iets finaal kwijt geraakt ben. Dit was het absoluut niet, maar wat dan wel? Deze gedachte gecombineerd met de pubertijd maakte dat ik in een behoorlijk zware periode belandde.
1990
MBO Fachoberschule für Kunst und Gestaltung
1990 – 1995
Academie voor beeldende kunsten – AKI, Enschede. Een traject waarin ik in eerste instantie alsmaar verrast werd, door wat mogelijk is en mag, begint. Gaandeweg kom ik steeds dichter bij het levensgevoel van de keukentafel, mijn schommel en opa’s tuin. Door een drang om dit gevoel te completiseren zoek ik het al snel in de Totaalkunst en kies de vakgroep ‘Gemengde Media’. Film en fotografie, geluid en liedjes, beelden, tekeningen en schilderijen, schrijven en theater wisselen zich af en worden tenslotte samengebracht in de vorm van installaties.
1991
Gedicht:
Wir spielten einst in einem Garten
Es war so grün und gelb
Blumen so bund, so gesund
Die Luft so lau, so rein
Ich ritt’ einst auf des Pferdes Rücken
(ich wollte keine Blumen pflücken)
Es war so weiss, das Pferd
…und wir so leicht
Ich flog’ einst durch diesen Garten
So farbig das Insektenvieh
Es war so prickelnd frisch
Das Summen so hell, so klar
Dieser Garten so grün und gelb
Es waren so grün die Frösche
Es war so gelb die Sonne
Welch eine Pracht…
Die rotten Punkte…die Erdbeeren
Diese Luft voller Erdbeerduft
…mein Gott ja…die Sonne
Diese funkelklirrenden Klänge
1993
Opgeschreven zinnen:
Ich bin eine Situationskünstlerin
Ik heb drang tot collecteren en arrangeren.
Dingkunst zonder combinatie is voor mij niet interessant.
Daarbij is mijn eigen esthetieke ordening belangrijk.
Voor mij is meestal maar één oplossing, één keuze voor een collage “juist”.
Achter concrete wetten die hierbij spelen ben ik nog niet gekomen.
Ik bouw situaties en creëer sferen.
Door te tekenen, te schilderen en te fotograferen probeer ik mijn installaties te begrijpen.
Ik wil verrast worden door mijn kunst.
Ik schep intuïtief, ga daarna op zoek naar logica, samenhangen en redenen achter gemaakte keuzes.
Met dit besef ontstaan weer verdere, intuïtieve handelingen.
Ik performe.
Mijn doel daarbij is om niet meer te acteren.
Thematiek in mijn werk:
Ik hou mij in alle disciplines met schijnbaar onbenullige aspecten van de maatschappij bezig.
Mijn gedachten zijn humorvol met bizarre neigingen.
Dat maakt mijn werk ontdeugend.
Nostalgie voel ik diep in mij.
Met mijn daden kan ik ze bevrijden.
Expositie Fallbeispiele.
Parallel tot deze expositie is ook het fenomeen “SIMONOTONIE”ontstaan. Wat ik met spulletjes deed gebeurde ook met woorden. Associatiekettingen aan elkaar gereigd en begeleid met eenvoudige ritmes van het keyboard. De concertzender te Amsterdam maakte toen in het programma “Ad Libitum” een programma van twee uren over Simonotonie.
1995
Eindexamen.
In de tijd van mijn eindexamen speelde ik de rol van Lotti Laf in de theaterformatie Hollandia Nostalgia.
1996
Postgradueerde opleiding in Fine Arts, tweede fase AKI. Theaterinvloeden werden ook in mijn beeldend werk zichtbaar. Ik ontwikkelde “de georganiseerde toevalsdimensie”. Hierbij ging het om beeldarrangementen, situaties die vrij gewoon zijn in musea en andere openbare ruimtes. Het kon een tas in een hoek zijn, een jas over de verwarming, een jacket over een stoelleuning met een krant en een asbak op de grond. In deze “georganiseerde toevalsdimensies” werden organische gipsvormen (meestal roze/huidskleurig en soms gecombineerd met haren) verstopt. Op deze manier zijn personages met subtiele, bizarre geheimen ontstaan. Het was de bedoeling dat de expositiebezoeker de objecten pas in tweede instantie zouden zien. Bovendien zouden ze in een voyeurhouding terecht komen.
1997
Installatiewerken: “Lieferanten” en “Het overbevolkingproject”. “Lieferanten” was een communicatieproject. Communicatie tussen stempelvormige, ingebonden kartonobjecten en een Tv-monitor. Op de monitor was ik zelf te zien in tevens een stempelvorm (hoofd en schouders) hoe ik op ingetogen manier met physiognomische middelen probeerde contact te maken met de stempelpakketten.
“Het overbevolkingproject” bestond uit een grote hoeveelheid kleine papierhoofdjes en geluid. Het geluid kwam van een bandrecorder die centraal stond en door de draaibewegingen van de banden ook alle visuele aandacht trok. Er waren door elkaar pratende stemmen, versnelt afgespeeld, te horen. Pas op het tweede gezicht zag men de ontelbare, kleine hoofdjes, verstopt in de ruimte.
1998
Expositie: “Materie van de gedachte”.
“Materie van de gedachte” was een installatie met gipsobjecten in een vitrinekast waarin onderin geluid ingebouwd was. De gekleurde gipsobjecten waren gemaakt met behulp van badmutsen en luchtballonnen en hielden verband met 7 beschilderde jutedoeken die lieten denken aan notitiebladen. Uit de onderbouw van de vitrinekast kwam een Russisch aandoende geluidscollage. De gehele situatie had een laboratoriumsfeer.
In deze gipsbeeldentijd ontstonden ook een reeks “Imaginaire planten”.
“Tocht met basistoon”.
Door het gehele gebouw van ‘De overslag’ in Eindhoven plaatste ik geluidsapparatuur waaruit een, hooguit twee harmoniumtonen te horen waren, zodat het gebouw trilde in één groot harmonisch akkoord. Op de centrale plek van het gebouw plaatste ik het “object van ontspanning”, een soort (levensgrote) leeuw, liggend voor een draaiende bandrecorder die tevens onderdeel was van het akkoord.
Catalogustekst: geluid speelt in het werk van Zacharias een belangrijke rol. De combinatie van twee en/of driedimensionele werkstukken met hoorbare elementen boeit haar en maakt de installaties compleet. Ze beschouwd het geluid als luchtvullend interieur, wat haar invalshoek op het onderwerp duidelijk maakt. “Muziek, tonen en geluid zijn voor mij de sterkste aanwezigheid van iets dat geen materie bezit en toch door niemand ontkent wordt.”
2000
“Vinden zonder zoeken”.
Opdracht van de gemeente Enschede, bronzen beeld omringt met gemanipuleerde straattegels voor Servicekantoor West.
2003
“Alles op wielen”.
Catalogustekst: De geluidsinstallatie bestaat uit 14 op rolschaatswielen geplaatste, van gips gemaakte, rechthoekige vormen. Er is een geluidscollage te horen uit 10 eveneens gipsen toeters die eruit zien als slakken met trechters i.p.v. huizen. In deze trechters zijn kleine speakers verwerkt. Er zijn fragmenten van sprookjesplaten via de toeters te horen. Doordat de fragmenten geheel uit het verband gehaald zijn krijgen de zinnen een andere betekenis. Dit gegeven wordt door de continue herhaling versterkt. Er ontstaan verbanden tussen de verschillende geluidsituaties. Gesproken woorden worden afgewisseld met het geluid van rollende wieltjes die de beweging van de rolschaatswagentjes suggereren, hetgeen vervreemdend werkt; de karretjes staan immers stil. Er is een contrast tussen de dynamiek van de geluiden en de verstilde, in zichzelf besloten beelden. Aan de ene kant zijn er de elementen die refereren aan kinderspel; rolschaatsen en rollende autootjes. Anderzijds refereert het door de theatraal gesproken, diepgaande zinnen aan de ernst van een serieuze, strenge, volwassenenwereld. Voor Zacharias vormt het contrast tussen de kinderwereld en de volwassenenwereld een essentieel levensvraagstuk.
“De invasie”
In een keukenruimte van het leegstaande fabrieksgebouw waren ca. 150 slakken, gemaakt van kinderboetseerklei, geïntegreert. Vanuit een lekkere stoel kon naar een televisie gekeken worden waarop video-opnames van echte naaktslakken te zien waren.
2004
Een andere slakkeninstallatie werd gebouwd in de glazen Brinktoren in de binnenstad van Hengelo. Met vergaarde spulletjes werd een situatie gesimuleerd van ‘pauzerende’ glazenwassers. Deze situatie werd tevens met slakken overspoeld.
“Dorst” (installatie met filmprojectie)
Na deze installatie was mijn zoektocht in de totaalkunst tot een einde gekomen. De variatie van een idee van vrijheid letterlijk na te willen bouwen met uiteenlopende disciplines was geen optie meer. Zo besloot ik om alle ervaringen die ik opgedaan heb te comprimeren in tekeningen en schilderijen. Door alle intermediaire projecten heen was ik steeds wel blijven tekenen en schilderen toch heb ik dit nooit echt serieus genomen…in 2005 heb ik besloten om dit wel te doen.